Dit artikel verscheen eerder in het septembernummer van Het Vrije Boek, een uitgave van het Nederlands Verluchters- en Calligrafengilde
In Coronatijd kreeg ik de gelegenheid om in een heuse kluis aan mijn Middeleeuwse schilderwerk te werken. Voor veel mensen was thuiswerken het devies en de Jacobikerk in Utrecht bood (en bied) rustige werkplekken aan. De kluis was er één van. Veel mensen denken bij een kluis aan een bewaarplaats voor waardevolle spullen of geld. Weinigen weten dat in de Middeleeuwen een kluis ook iets anders kon betekenen. Namelijk een plek waar een stadskluizenaar of -kluizenares verbleef. Met mijn fascinatie voor dit fenomeen kon ik die kans natuurlijk niet laten schieten, dus op naar Utrecht! De werkplek was ruim en comfortabel en bood uitzicht op een kleine ruimte, waar je je nauwelijks in kunt keren. De bidcel: het authentieke gedeelte van de kluis dat bewaard is gebleven omdat het een handige kast (gerfkamer) was voor bij de huidge Andreaskapel.
Sinds die eerste ochtend in Coronatijd strijk ik elk zomerseizoen een aantal middagen neer met penselen, verf en een werkstuk. De plek is mij dierbaar. Ik voel me verbonden met de voormalige bewoonster, van wie we alleen haar naam weten. Alyt Ponciaens, een vrouw die tot mijn verbeelding spreekt. Vertrokken uit de kluis (het huysken in de pileerne) in of rond het jaar 1492, waarna haar onderkomen werd verbouwd tot kapel.
Het fascineert: kluizenaars. Niet alleen mij, maar eeuwenlang hebben mensen zich verbaasd over dit fenomeen, of er zich toe aangetrokken gevoeld. Kluizenaars komen voor in verhalen, films en sprookjes als enigszins vreemde eenzaten bij wie je op je hoede moet zijn, als spirituele raadgevers en als boetedoeners (bijv. in heiligenlegenden) En ook in onze huidige tijd vind je nog kluizenaars. Op Facebook zijn er groepen gevormd rondom dit thema waar mensen die het verlangen hebben zich van de wereld af te keren, elkaar kunnen vinden. (Wat ik dan wel weer bijzonder vind. Elkaar opzoeken in het verlangen naar afzondering.) Er zijn ook bekende en onbekende moderne kluizenaars. Denk aan acteur en poppenspeler Jozef van den Berg die al meer dan 25 jaar als kluizenaar in Neerrijnen leeft. Of een anonieme zuster die in een aparte ruimte in de basiliek Sainte Marie-Madeleine in Vezelay woont. Op haar vrije uren leidt ze bezoekers rond in de kerk en de rest van haar dag besteed zij aan bidden en contempleren en leeft zij solitair en afgezonderd van haar zustergemeenschap.
Als ik mensen spreek tijdens mijn schildersessies in de kluis van Alyt, is het voor velen een groot mysterie waarom mensen zich voor de rest van hun leven laten opsluiten in zo’n ruimte. Inmetselen, denken mensen dan. Zo ging het niet. Tijd om een tipje van de sluier, voorzover we dat nog kunnen begrijpen, op te lichten.
Stadskluizenaarschap was vooral in de 11e tm de 16e eeuw in heel Europa een wijdverbreid fenomeen. Hònderden vrouwen hebben zich vrijwillig laten opsluiten in een kluis, die doorgaans aangebouwd was aan een kerk of een kapel. Soms waren er zelfs meerdere kluizen aan één kerk gebouwd. Zij behoorden niet tot een kloosterorde of een religieuze stroming. Na deze periode verdween het stadskluizenaarschap. De kluizen werden na het overlijden van de bewoonster afgebroken. De rol van het priesterschap als enige en unieke bemiddelaar tussen God en de mens had zich gevestigd en er was geen plek meer voor anderen, lees: vrouwen, die een dergelijke rol mochten vervullen. In het Engels heet een kluizenaar een ‘Anchorite’ of ‘Anchoress ‘ voor een vrouw. De kluis heet daar Anchorhold. Het stamt af van het Griekse woord ‘anachoreo’: terugtrekken. Ons woord anker komt er ook vandaan.
Een 13e eeuws manuscript, de Ancrene Wisse, beschrijft hoe een kluizenares is als het anker dat het schip, de kerk, verankert tegen de inblazingen van de duivel, zodat het schip in stormen of turbulenties niet kan losslaan. De tekst is geschreven voor drie zussen die zich alle drie (apart) lieten inkluizen om hun leven te wijden aan gebed en contemplatie. Het manuscript geeft een mooi inzicht in hoe het leven in een kluis eruit zag en geeft aanwijzingen/regels voor hoe zo’n leven vorm te geven. De kluizenaressen volgden een dagelijkse routine van op gezette tijden bidden en de missen bijwonen in de kerk of kapel waar zij ‘ingemuurd’ waren. Daarvoor was in de kluis een raam naar het interieur van de kerk aangebracht. Zodat ze de mis kon horen en zien. In de bidcel van Alyt in de Jacobikerk is dat nog heel goed te zien. Op tijden dat er niet gebeden werd, kon ze contact met bezoekers hebben via een raam in de buitenmuur van de kluis. Het was nadrukkelijk niet de bedoeling dat dit een langdurig contact zou zijn, want dat doorkruist het kluizenaarsideaal van afgezonderd van de wereld leven. Maar dat deze vrouwen veel meer contact met de buitenwereld hadden dan wij in later tijden dachten, staat vast.
De rest van de tijd werd ingevuld met kleine klusjes, handwerken of schrijven. Onze eigen Suster Bertken, ingekluisd in de Buurkerk in Utrecht, werd na haar dood bekend vanwege de vele gedichten en teksten die zij heeft nagelaten en waarin ze verhaalde over haar leven. Ze was enorm populair en toen ze overleden was, na een verblijf van 57 (!) jaren in haar kluis, werd de doodsklok van de Domkerk tweemaal voor haar geluid. Een privilege dat verder alleen gold voor prelaten. Hoge functionarissen van de kerk. Er waren zoveel mensen op de been om haar de laatste eer te bewijzen, dat er 6 ordehandhavers moesten worden ingezet om de bezoekersstromen in de kleine steegjes rondom de Buurkerk in goede banen te leiden.
Je kwam niet zomaar in een kluis terecht. Voordat het zover was moest de bisschop eerst toestemming geven en dat gebeurde pas na een uitgebreide procedure waarin werd vastgesteld of de aspirant kluizenaar fysiek en geestelijk wel in staat was om diens leven in afzondering te leiden. Je moest vroom genoeg zijn en verder moest er een garantie zijn voor het dagelijks levensonderhoud. Eenmaal ingekluisd kon men immers niet meer werken en op die manier in het eigen onderhoud voorzien. (Al werden er ook giften in natura gedaan door bezoekers die de kluis bezochten.) Deze garantie werd doorgaans in de vorm van een soort bruidsschat geleverd. Het waren doorgaans niet de minste vrouwen die voor een dergelijk bestaan kozen. De redenen waarom ze een dergelijk leven verkozen boven een wereldser was niet altijd op de eerste plaats devotie. Al is in modernere tijden wel een soort stereotype van die kluizenares beschreven. Vooral in 19e eeuwse geschriften komt zij naar voren als een diepgelovige vrouw die haar natuurlijke vrouwelijke levensvervulling als vrouw en moeder heeft opgegeven ter wille van een spirituele bruidegom: Christus. Naar wie zij smachtend tot aan haar laatste ademtocht haar leven in eenzaamheid slijt. De vrouwen die ik hier bedoel waren in de wereld maar niet van de wereld en kregen zo een stem die ze als vrouw en moeder doorgaans niet konden laten klinken. Ze waren spirituele raadgevers, zielzorgsters en gaven uitleg over hoe een goed christelijk leven te leiden. Ze waren vertrouwenspersonen en autoriteiten op religieus gebied. Nadat zij tijdens een requiemmis waren doodverklaard voor de wereld en achter het slot van hun kluis verdwenen, bleken zij meer levend dan ooit tevoren.
-Emmy Reichgelt-
De Jacobikerk in Utrecht is vanaf september voor bezoek geopend op zaterdag- en zondagmiddag. Meer info vind u op www.kerkenkijken.nl
Meer lezen?
– Anneke B. Mulder-Bakker, Verborgen vrouwen; kluizenaressen in de Middeleeuwse stad
– Carole Martinez, het kasteel der fluisteringen (roman)
Engelstalig
– Mary Wellesley, Hidden Hands,the lives of manuscripts and their makers hoofdstuk 7: hidden women
– Robyn Cadwallader, The Anchoress (roman)