Stadskluizenaressen, verankerd aan de kerk

 Dit artikel verscheen eerder in het septembernummer van Het Vrije Boek, een uitgave van het Nederlands Verluchters- en Calligrafengilde

In Coronatijd kreeg ik de gelegenheid om in een heuse kluis aan mijn Middeleeuwse schilderwerk te werken. Voor veel mensen was thuiswerken het devies en de Jacobikerk in Utrecht bood (en bied) rustige werkplekken aan. De kluis was er één van. Veel mensen denken bij een kluis aan een bewaarplaats voor waardevolle spullen of geld. Weinigen weten dat in de Middeleeuwen een kluis ook iets anders kon betekenen. Namelijk een plek waar een stadskluizenaar of -kluizenares verbleef. Met mijn fascinatie voor dit fenomeen kon ik die kans natuurlijk niet laten schieten, dus op naar Utrecht! De werkplek was ruim en comfortabel en bood uitzicht op een kleine ruimte, waar je je nauwelijks in kunt keren. De bidcel: het authentieke gedeelte van de kluis dat bewaard is gebleven omdat het een handige kast (gerfkamer) was voor bij de huidge Andreaskapel.

Sinds die eerste ochtend in Coronatijd strijk ik elk zomerseizoen een aantal middagen neer met penselen, verf en een werkstuk. De plek is mij dierbaar. Ik voel me verbonden met de voormalige bewoonster, van wie we alleen haar naam weten. Alyt Ponciaens, een vrouw die tot mijn verbeelding spreekt. Vertrokken uit de kluis (het huysken in de pileerne) in of rond het jaar 1492, waarna haar onderkomen werd verbouwd tot kapel.

Het fascineert: kluizenaars. Niet alleen mij, maar eeuwenlang hebben mensen zich verbaasd over dit fenomeen, of er zich toe aangetrokken gevoeld. Kluizenaars komen voor in verhalen, films en sprookjes als enigszins vreemde eenzaten bij wie je op je hoede moet zijn, als spirituele raadgevers en als boetedoeners (bijv. in heiligenlegenden) En ook in onze huidige tijd vind je nog kluizenaars. Op Facebook zijn er groepen gevormd rondom dit thema waar mensen die het verlangen hebben zich van de wereld af te keren, elkaar kunnen vinden. (Wat ik dan wel weer bijzonder vind. Elkaar opzoeken in het verlangen naar afzondering.) Er zijn ook bekende en onbekende moderne kluizenaars. Denk aan acteur en poppenspeler Jozef van den Berg die al meer dan 25 jaar als kluizenaar in Neerrijnen leeft. Of een anonieme zuster die in een aparte ruimte in de basiliek Sainte Marie-Madeleine in Vezelay woont. Op haar vrije uren leidt ze bezoekers rond in de kerk en de rest van haar dag besteed zij aan bidden en contempleren en leeft zij solitair en afgezonderd van haar zustergemeenschap.

Als ik mensen spreek tijdens mijn schildersessies in de kluis van Alyt, is het voor velen een groot mysterie waarom mensen zich voor de rest van hun leven laten opsluiten in zo’n ruimte. Inmetselen, denken mensen dan. Zo ging het niet.  Tijd om een tipje van de sluier, voorzover we dat nog kunnen  begrijpen, op te lichten.

Stadskluizenaarschap was vooral in de 11e tm de 16e eeuw in heel Europa een wijdverbreid fenomeen. Hònderden vrouwen hebben zich vrijwillig laten opsluiten in een kluis, die doorgaans aangebouwd was aan een kerk of een kapel. Soms waren er zelfs meerdere kluizen aan één kerk gebouwd. Zij behoorden niet tot een kloosterorde of een religieuze stroming. Na deze periode verdween het stadskluizenaarschap. De kluizen werden na het overlijden van de bewoonster afgebroken. De rol van het priesterschap als enige en unieke bemiddelaar tussen God en de mens had zich gevestigd en er was geen plek meer voor anderen, lees: vrouwen, die een dergelijke rol mochten vervullen.  In het Engels heet een kluizenaar een ‘Anchorite’ of ‘Anchoress ‘ voor een vrouw. De kluis heet daar Anchorhold. Het stamt af van het Griekse woord ‘anachoreo’: terugtrekken. Ons woord anker komt er ook vandaan.

Een 13e eeuws manuscript, de  Ancrene Wisse, beschrijft hoe een kluizenares is als het anker dat het schip, de kerk, verankert tegen de inblazingen van de duivel, zodat het schip in stormen of turbulenties niet kan losslaan.  De tekst is geschreven voor drie zussen die zich alle drie (apart) lieten inkluizen om hun leven te wijden aan gebed en contemplatie. Het manuscript geeft een mooi inzicht in hoe het leven in een kluis eruit zag en geeft aanwijzingen/regels voor hoe zo’n leven vorm te geven. De kluizenaressen volgden een dagelijkse routine van op gezette tijden bidden en de missen bijwonen in de kerk of kapel waar zij  ‘ingemuurd’ waren. Daarvoor was in de kluis een raam naar het interieur van de kerk aangebracht. Zodat ze de mis kon horen en zien.  In de bidcel van Alyt in de Jacobikerk is dat nog heel goed te zien. Op tijden dat er niet gebeden werd, kon ze contact met bezoekers hebben via een raam in de buitenmuur van de kluis.  Het was nadrukkelijk niet de bedoeling dat dit een langdurig contact zou zijn, want dat doorkruist het kluizenaarsideaal van afgezonderd van de wereld leven. Maar dat deze vrouwen veel meer contact met de buitenwereld hadden dan wij in later tijden dachten, staat vast.   

De rest van de tijd werd ingevuld met kleine klusjes, handwerken of schrijven. Onze eigen Suster Bertken, ingekluisd in de Buurkerk in Utrecht, werd na haar dood bekend vanwege de vele gedichten en teksten die zij heeft nagelaten en waarin ze verhaalde over haar leven. Ze was enorm populair en toen ze overleden was, na een verblijf van 57 (!) jaren in haar kluis, werd de doodsklok van de Domkerk tweemaal voor haar geluid. Een privilege dat verder alleen gold voor prelaten. Hoge functionarissen van de kerk. Er waren zoveel mensen op de been om haar de laatste eer te bewijzen, dat er 6 ordehandhavers moesten worden ingezet om de bezoekersstromen in de kleine steegjes rondom de Buurkerk in goede banen te leiden.

Je kwam niet zomaar in een kluis terecht. Voordat het zover was moest de bisschop eerst toestemming geven en dat gebeurde pas na een uitgebreide procedure waarin werd vastgesteld of de aspirant kluizenaar fysiek en geestelijk wel in staat was om diens leven in afzondering te leiden. Je moest vroom genoeg zijn en verder moest er een garantie zijn voor het dagelijks levensonderhoud. Eenmaal ingekluisd kon men immers niet meer werken en op die manier in het eigen onderhoud voorzien.  (Al werden er ook giften in natura gedaan door bezoekers die de kluis bezochten.) Deze garantie werd doorgaans in de vorm van een soort bruidsschat geleverd. Het waren doorgaans niet de minste vrouwen die voor een dergelijk bestaan kozen. De redenen waarom ze een dergelijk leven verkozen boven een wereldser was niet altijd op de eerste plaats devotie. Al is in modernere tijden wel een soort stereotype van die kluizenares beschreven. Vooral in 19e eeuwse geschriften komt zij naar voren als een diepgelovige vrouw die haar natuurlijke vrouwelijke levensvervulling als vrouw en moeder heeft opgegeven ter wille van een spirituele bruidegom: Christus. Naar wie zij smachtend tot aan haar laatste ademtocht haar leven in eenzaamheid slijt.  De vrouwen die ik hier bedoel waren in de wereld maar niet van de wereld en kregen zo een stem die ze als vrouw en moeder doorgaans niet konden laten klinken. Ze waren spirituele raadgevers, zielzorgsters en gaven uitleg over hoe een goed christelijk leven te leiden. Ze waren vertrouwenspersonen en autoriteiten op religieus gebied. Nadat zij tijdens een requiemmis waren doodverklaard voor de wereld en achter het slot van hun kluis verdwenen, bleken zij meer levend dan ooit tevoren.

-Emmy Reichgelt-

De Jacobikerk in Utrecht is vanaf september voor bezoek geopend op zaterdag- en zondagmiddag. Meer info vind u op www.kerkenkijken.nl

Meer lezen?

– Anneke B. Mulder-Bakker, Verborgen vrouwen; kluizenaressen in de Middeleeuwse stad

– Carole Martinez, het kasteel der fluisteringen (roman)

Engelstalig

– Mary Wellesley, Hidden Hands,the lives of manuscripts and their makers hoofdstuk 7: hidden women

– Robyn Cadwallader, The Anchoress (roman)

Geplaatst in Voorbeeldige Vrouwen | Tags: , , | Een reactie plaatsen

Mixed Media avant la lettre

Dit artikel verscheen eerder in het aprilnummer van Het Vrije Boek, een uitgave van het Nederlands Verluchters- en Calligrafengilde.

Ik werk aan één van de Voorbeeldige Vrouwen uit een lange reeks die nog komen gaat. Ik weet niet zo goed meer hoe ik erop terecht kwam: het manuscript waar ik me al een tijdje mee bezig houd en waar ik deze vrouwen aan ontleen. Ongetwijfeld via het eindeloos verlekkerd kijken naar de manuscripten op de website Gallica BNF. Ik was pas begonnen met verluchten en dankzij een basiscursus bij Jaap Boerman was de verluchtersvonk stante pede overgevlogen. Ik wilde meer en was op zoek naar oefenmateriaal. Waar ik mijn nageltjes aan kon scherpen. Niet te moeilijk, want dan haak ik af, maar ook niet te gemakkelijk, want dan haak ik ook af. En zo kwam ik bij manuscript MS Français 599. Een Franse versie van een boek van Giovanni Bocaccio over de verstandige vrouwen, De mulieribus claris. 106 biografieën van vrouwen, als antwoord op een boek van Petrarca die een bundel biografieën over beroemde mannen schreef. Het zijn mooie afbeeldingen van vrouwen uit lang vervlogen tijden. Waar van alles aan te oefenen valt. Prachtige kleding met plooien en dessins, vreemde haardrachten en tulbandachtige hoofddeksels, kleine landschapselementen, gebouwen, bloemen en bomen.  De afgebeelde vrouwen dragen namen die ons nu niet zoveel meer zeggen: Theoxena, Cornificia, Semiramis; om er maar een paar te noemen. Maar daarom voor mijn nieuwsgierige geest des te leuker om het een en ander over uit te pluizen, terwijl ik het schilderwerk af en toe onderbreek. Niet alleen de afgebeelde vrouwen interesseren me, ook de maker ervan: Robinet Testard, wekt mijn nieuwsgierigheid. Op internet dan maar, om eens uit te zoeken wat er nog meer te ontdekken valt over deze illuminator. (zo werd in de middeleeuwen een illustrator genoemd: een verluchter of illuminator)

Over het leven van Robinet is niet veel bekend. Zijn naam komt een aantal keren voor in rekeningen van de graaf van Angoulême, Charles, diens weduwe Louise de Savoy en hun zoon François I. Deze rekeningen vertellen dat Robinets werkzame leven zich heeft afgespeeld tussen 1470 en 1531 in Poitiers en Cognac.  In die periode is de man ongelooflijk productief geweest. Zo’n 29 gedeeltelijke en volledige bewaard gebleven manuscripten zijn inmiddels aan hem toegeschreven. Waarbij hij soms samenwerkte met andere illuminatoren (zoals Jean Bourdichon en de meester van Yvon du Fou) maar ook vaak alleen, zoals aan ‘Des cleres et nobles femmes’ de Franse versie van Bocaccio. Zijn werk kenmerkt zich door een duidelijk herkenbare stijl. Vrouwen met grote hoofden, bijzondere hoofddeksels en kleding, vaak wat houterig afgebeeld. Zeker voor die tijd, eind 15e eeuw, waarin ook in de manuscriptverluchtiging de invloed van de Italiaans Renaissance zich deed gelden. Testard doet weinig met perspectief en natuurgetrouwheid in zijn verluchtingen en maakt om diepte in zijn afbeeldingen te genereren vaak gebruik van coulisse achtige, theatrale elementen.  Zijn werk zou ouderwets kunnen aandoen. Maar hij doet wel iets anders wat minder gangbaar was onder zijn tijdgenoten en dat maakt hem minstens zo vernieuwend. Hij maakt namelijk gebruik van wat we nu mixed mediatechnieken noemen. De drukkunst had in de tijd dat Robinet Testard actief was een grote vlucht genomen en zijn patronen waren fervente verzamelaars van zowel manuscripten als gedrukte boeken. Tweejaarlijks bezocht Antoine Verard, een uitgever uit Parijs, het hof van graaf Charles d’Angoulême en het kan niet anders dan dat Robinet Testard kennis en toegang had tot allerlei beeldmateriaal waar hij gretig gebruik van maakte.

In het getijdenboek van Charles d ‘Angoulême (een van de bekendere werken van Robinet Testard) zijn door de wetenschapper Ann Mathews op 43 plekken voorbeelden van print gerelateerde of -geïnspireerde afbeeldingen aangetoond. Dit waren houtsneden of gravures. Deze afbeeldingen trok hij over of tekende hij na, waarbij hij de afbeelding aan zijn wensen aanpaste. Ook knipte hij de print (of een deel ervan) uit en plakte die op de plek waar een miniatuur moest komen. Vervolgens schilderde hij er dan overheen, waarbij hij delen van de gravure als ondertekening gebruikte. Wat hem niet zinde schilderde hij weg en hij veroorloofde zich grote vrijheid bij het bewerken van het oorspronkelijke beeld. Net zoals hedendaagse mixed media kunstenaars gebruik maken van collage- en schildertechnieken. Diverse oorspronkelijke makers van deze gravures zijn geïdentificeerd, waaronder Israhel van Meckenem. ( De prenten die ik hier laat zien zijn van diens hand.) Soms is zelfs nog de paraaf van de oorspronkelijke meester te zien in de uiteindelijke illuminatie van Testard.

Opvallend is dat veel gravures van Nederlandse en Duitse gravuremakers afkomstig waren. Maar dat waren niet de enige prenten waar hij gebruik van maakte. In een groot aantal illuminaties van Robinet Testard zijn bijzondere gemaskerde schilden afgebeeld, naast de bijzondere uitdossing van de vrouwen, waar ik het al eerder over had. Hiervoor speelde hij graag leentjebuur bij een kaarten set die in de 16e eeuw in omloop was en die bekend staat onder de naam Tarrochi del mantegna. Deze kaarten waren waarschijnlijk niet zozeer als speelkaarten bedoeld, maar eerder als losbladig modelboek. Het staat bol van de personificaties, waarvan we elementen in Testards illustraties terugvinden. De vrije kunsten, de deugden en de planeten, allemaal afgebeeld als mensen met specifieke attributen, die verklappen naar wie we kijken. Daarover een andere keer meer. Ik word er zelf heel vrolijk van, van deze manier van werken. Het geeft vrijheid om gebruik te maken van bestaand beeldmateriaal, zodat je niet alles helemaal zelf hoeft te bedenken. Er is al een vertrekpunt van waaruit de illuminator zijn fantasie verder de vrije loop kan laten gaan. Ongetwijfeld ook voor Robinet Testard een overweging om deze manier van werken te integreren in zijn illuminatiepraktijk. Een opmerking wil ik nog maken, namelijk de enorme humor die Robinet Testard in zijn illuminaties liet zien en die ook wat zeggen over zijn persoon. Kijk maar eens goed naar de afbeelding van de oudere man en de jonge vrouw hierboven. Het is een genot om naar zijn werk te kijken, er een aantal van na te maken en een beetje te raden naar de man die dit alles geproduceerd heeft.

Voor wie meer wil lezen en zien over dit onderwerp

– Kathrin Giogoli and John Block Friedman, Robinet testard, Court Illuminator: His manuscripts and his debt tot he Graphic arts, Journal of the early book society vol 8, 2005 Gratis te vinden via www.academia.edu 

– Anne Matthews, The use of prints in the hours of Charles d ‘Angoulême, (Print Quarterly, vol 3 no 1 march 1986, pp.4-18 ) Betaald te vinden via JSTOR www.jstor.org

– de website BNF Gallica heeft veel manuscripten met werk van Robinet Testard die digitaal te bekijken zijn.  Waaronder het getijden boek van Charles d ‘Angoulême  (horae ad usum parisiensem, dites heures du Charles d’Angouleme Bibliothèque nationale de France. Département des Manuscrits. Latin 1173  www.gallica.bnf.fr

– Boccace, des cleres et nobles femmes, traduction Française anonyme  (Bibliothèque nationale de France. Département des Manuscrits. Français 599 ) www.gallica.bnf.fr

– op de website van het Met Museum staan een aantal prenten van Israhel van Meckenem www.metmuseum.org zoeken op Israhel van Meckenem

Geplaatst in Voorbeeldige Vrouwen | Tags: , , | Een reactie plaatsen

Voormoeder

Dit is mijn oma van vaderszijde. Toos Bakker, of voluit Catharina Anna Maria Bakker. Morgen is haar sterfdag. Ik ben normaal meer van het vieren van iemands leven en het herinneren van geboortedagen, maar ze reist al een tijdje met mij mee en vandaag voel ik me, net zoals toen, onrustig en verdrietig.  Ze overleed op 25 november 1979, toen ik 14 jaar oud was. Haar geboortedag ligt dicht bij deze datum (22 december 1908) ze werd net geen 71 jaar. Haar ziekte en overlijden was mijn eerste confrontatie met de dood. Niet met de dood an sich (we hadden een opvangcentrum voor dieren die in het wild gevonden werden, en niet alle dieren die we binnenkregen haalden het) maar wel met de dood van een mens en eentje die ik van nabij kende. De dag voor haar dood, vandaag 43 jaar geleden, was ik onrustig en wilde ik graag naar haar toe. Ik wilde haar nog een keer zien, ondanks dat mijn vader en moeder mijn zusje en mij voorhielden dat het beter was een beeld van haar te kunnen bewaren zoals ze was. Mijn oma was al niet meer bij bewustzijn en de pancreaskanker had haar huidskleur geel gemaakt. Maar dat kon me niet schelen, ik wilde haar zien en afscheid van haar nemen en ik voelde een enorme drang daartoe, die ik niet snapte of kon verklaren. Dus op een zonnige ochtend (net als nu) ging ik samen met mijn vader op de fiets naar het ziekenhuis in Nijmegen waar ze was opgenomen. Ik wist niet wat ik kon verwachten, en had me van alles in mijn hoofd gehaald. Maar ik vond haar helemaal niet eng. Het was gewoon mijn oma, die zachtjes kreunend in een bed lag te slapen, met een wonderlijke gele kleur. Ik aaide haar hand, of ik denk dat ik dat deed, zei in gedachten ‘dag oma’ en fietste na een tijdje met mijn vader weer terug naar huis. De dag daarna overleed ze.

Een paar maanden eerder had ik voor het eerst bij mijn opa en oma gelogeerd. Het was een fijne logeerpartij, waarbij ik kennisgemaakt had met kanten van mijn  oma die ik voorheen niet kende. Ik vond haar als kind niet leuk en moeilijk om mee om te gaan. Ze communiceerde hoekig en dat riep bij mij regelmatig boosheid op, waardoor ik haar gewoon liet staan midden in een zin en wegliep. Soms zelfs van hun huis vandaan, om ergens op afstand weer tot bedaren te kunnen komen. Die logeerpartij was anders. Ik was voor het eerst zelf naar hen toe gefietst. Van Groesbeek naar Wijchen, waar mijn opa en oma woonden. Met mijn opa had ik een bijzondere band. Mijn oma hing daar eigenlijk een beetje bij. Tot die logeerpartij. Het was gezellig, ze vertelde me over haar leven en haar kinderen, èn, zei ze, als ik doodga is dat niet zo erg. Ik heb een goed leven gehad.

Het was achteraf gezien een vrij omineuze uitspraak en ik ben hem nooit vergeten. Misschien voelde ze toen haar einde al wel naderen. Bij het naar huis fietsen keek ik nog een keer achterom en zag ze staan, mijn oma en mijn opa, ze zwaaiden en wachtten tot ik de hoek om was verdwenen. Ik zou ze nooit meer zo samen zien.

Deze foto kreeg ik een tijd geleden opgestuurd van mijn tante. Mijn oma is hier nog heel jong en ik zie mijn ogen in de hare. Dat was me nooit eerder opgevallen. En ik vraag me soms af of ik nog meer van haar heb. Karaktertrekken, paralellen in levensgebeurtenissen of levensvisie. Ik zou haar nog zoveel willen vragen. Ze trouwde jong, op haar 22e al en kreeg 10 kinderen, waar mijn vader het op twee na oudste kind van was. Ze kon stikkend van de lach vertellen over mijn opa, hoe die als jonge man, toen ze net getrouwd waren, met een salto zijn bed in sprong en zo een keer door het bed zakte. Ze had prachtige lange haren, die ze kamde en opstak, met mooie schildpadspelden. Tot ze het te lastig vond en het afknipte. Ze hield van lekker eten en met Sint kwam ze samen met mijn opa voor mijn zusje en mij taaipoppen brengen. In de zomer namen ze bij de Jamin in ons dorp wafels met softijs mee, in een grote gebaksdoos. Het ijs was altijd al bijna gesmolten tijdens de rit naar ons huis, dus we aten snel en kleverig. Ze hield erg van mooie dingen en op die logeeravond kreeg ik een ketting van Venetiaanse glaskralen, die zij als jong meisje van haar eerste salaris had gekocht. Ze was toen ongeveer net zo oud als ik toen. 14 jaar. Ik heb de ketting nog steeds en ik koester hem. Ik draag hem nooit, maar zit er met enige regelmaat mee in mijn handen. En denk dan aan mijn oma, die ik als kind niet zo mocht, maar waar ik me als vrouw van inmiddels middelbare leeftijd, mee verbonden voel door tijd en ruimte heen. Als ik me op haar afstem hoor ik haar schateren en zie ik haar heur lange haar kammen. Een vrouw waar ik van afstam en wiens DNA in mij is opgeslagen. Een van mijn nabije voormoeders, waarvan ik het jammer vind dat ik haar maar zo kort mocht kennen. Het besef dat er vòòr mij in de tijd rijen mensen, mannen en vrouwen,  staan zonder wie ik er niet zou zijn is groots en diep in mij aanwezig.  Ik dank je oma, voor wie je bent en voor het dragen van mijn vader in jouw buik. Zodat ook ik en mijn kinderen na mij het levenslicht mochten aanschouwen.  

Geplaatst in Jeugd, Mensen, Voorbeeldige Vrouwen | Tags: , | 3 reacties

Wie het kleine eert…

Magische Miniaturen tentoonstelling Foto: Billy-Jo Krul Bron: website Catharijne Convent

Zo begon het, ergens in 2018, toen ik de tentoonstelling Magische Miniaturen in het Catharijne Convent bezocht. Ik was een kwartier te vroeg en mocht van de suppoost toch al naar binnen. Voor ik het wist liep ik onder een grote boog door en stond ik tussen rijen met vitrines vol oude boeken. Het was stil. In de verte zag ik een schoonmaker, die nog niet klaar was met zijn ronde. Langzaam kwam hij dichterbij, terwijl we ons allebei over de vitrines bogen. Hij aan zijn kant, ik aan de mijne. Hij om er een doekje overheen te halen, ik om me te verwonderen en stil te vallen bij het zien van al dat moois. Ik hoorde ze bijna fluisteren, die boeken. Stemmen uit een ver verleden. Hoeveel mensen hadden ze in handen gehad, er troost, godsvrucht en plezier in gevonden? En nog boeiender: hoeveel mensen hadden er lange, lange uren aan gewerkt? Wie waren die mensen? En wat bewoog hen?  Het ontroerde me zeer dat ik daar tussen al die historie in mijn eentje mocht verwijlen. De schoonmaker was inmiddels met karretje en al door een deur verdwenen en er waren nog geen andere bezoekers binnen. Toch was ik me bewust van mensen. Gevoelige muts als ik ben, zag ik rijen mensen mij voorgaan in het zich vergapen aan de kleurenpracht van die fijne handgeschilderde Middeleeuwse miniaturen.

Ik bezocht de tentoonstelling aan de vooravond van een nieuwe schildercursus, die ik in september zou gaan volgen. Een cursus geïnspireerd op Middeleeuwse miniatuurkunst en ik kon toen nog bij lange na niet bevroeden wat het me zou gaan brengen. In het begin van 2019 volgde ik mijn eerste cursus verluchten bij Jaap Boerman. En vanaf die eerste dag vloog de vonk over. Ik wilde alles leren, zocht op internet naar afbeeldingen om mee te gaan oefenen en begon na afloop van de cursus aan een groot, meerjarenproject, dat later Voorbeeldige Vrouwen is gaan heten. Dat is een heerlijk project, ik kan er mijn onderzoekende geest in kwijt door de research die ik pleeg op wie die vrouwen waren. Ik kan spelen met de vorm waarin ik die research een neerslag geef in een kunstboekje en ik maak mooie miniaturen. Maar. Het beperkt me ook. Er zijn hele delen van het ambacht waar ik nog nauwelijks kaas van heb gegeten, dus mijn nieuwsgierigheid werd iedere keer weer geprikkeld als ik in contact kwam met het Nederlands Verluchters- en Calligrafengilde. Doorgaans in hun stand bij de Boekkunstbeurs in Leiden, waar ik sinds een aantal jaren een trouw bezoeker van ben. Tot Corona roet in het eten gooide. Groot was mijn vreugde dan ook dat vorig jaar november er toch weer een beurs kwam. Ik wilde op zoek naar mijn leermeester Jaap, die een demonstratie zou geven, èn ik wilde op zoek naar perkament om op te schilderen. Dat had ik nog maar weinig gedaan en vooral in cursusverband. Ik wilde een eigen voorraadje om het materiaal beter te leren kennen en op deze beurs zijn handelaren in perkament te vinden wist ik. Geen idee hoe ik dat moest aanpakken, maar Jaap wist dat vast. Alleen, geen Jaap. Wel de stand van het NVC. Daar raakte ik aan de praat. Een Gilde. Het roept allerlei romantische associaties op met de Middeleeuwen, de rangen: leerling, gezel en meester en natuurlijk de meesterproef.   Er is ook een beoordelingsdag vertelden de dames en wat is er leuker dan je werk te laten bekijken door mensen die snappen waar je mee bezig bent? Het kiempje was gelegd en lang verhaal kort: ik heb me aangemeld om toe te treden tot het Gilde, waarvoor dus ook mijn werk beoordeeld moest gaan worden. Alleen had ik tot nu toe alleen maar aan mijn Voorbeeldige Vrouwen project gewerkt. Aan de slag dus! En hoe leuk en leerzaam was dat! Werken uit verschillende tijdvakken, initialen, randversieringen, ze passeerden allemaal de revue. De keuze was reuze, want online zijn inmiddels heel veel manuscripten te vinden. Eye candy om je in te verliezen.

(tekst gaat door onder afbeelding)

de Heilige Margaret van Antiochië,
werkstuk tbv beoordeling NVC gemaakt door Emmy Reichgelt

Gisteren ben ik als leerling toegelaten tot het Nederlands Verluchters en Calligrafen Gilde. Maar voor ik aan de beurt was om mijn werk te laten zien, kreeg ik nog een staartje mee van iemand die net haar Meesterproeve had afgelegd. En weer overviel me dezelfde ontroering als die ik had gevoeld in het Catharijne Convent. Staande tussen de eeuwenoude manuscripten. Ik keek naar haar werken, De een nog mooier en kleurrijker dan de ander. En opeens begreep ik het, wat het was dat me steeds doet volschieten. We staan in een lange rij van voorgangers. Mensen die met alles wat er in hen aanwezig is hun werk en ambacht hebben uitgeoefend. Niet ter meerdere eer en glorie van henzelf, zoals wij dat nu voor kunstenaars gewoon en nastrevenswaardig vinden. Maar dienstbaar aan het ambacht en aan het werk dat ze afleveren. Er zit een bescheidenheid in, maar ook eergevoel. Er zit fijnzinnigheid in, maar ook durf. (Ik geef het je te doen als je uren aan een miniatuur hebt gewerkt, er dan een donker lijntje omheen moet zetten, waarmee je met één verkeerde streek de boel behoorlijk kunt verpesten!) Er zit liefde in en geduld. Maar bovenal zie je in elk penseelstreekje, stipje en krulletje de persoonlijkheid van de makers. Dat ontroerde mij in 2018 en dat ontroerde mij ook weer gisteren.  En het maakt me ook ontzettend gelukkig en blij. Het besef dat ik een schakeltje mag zijn. Een schakeltje naar de toekomst. De oneindige hoeveelheid voetstappen in pigment en inkt van onze voorgangers die door de tijd heen hun ambacht tot aan deze tijd en aan mij gebracht hebben. Om ervan te leren, er me over te verwonderen en er vooral heel erg dankbaar voor te zijn. De voetstappen die ik op mijn beurt weer zet zodat het ambacht in mij en wat ik maak een vervolg kan krijgen. Ik sta nog aan het begin, ik heb mijn plekje ingenomen en verheug me op het voortzetten van de lijn.

Geplaatst in Kunst, Uncategorized, Voorbeeldige Vrouwen | Tags: , , | Een reactie plaatsen

Verjaardagswensen

Vandaag zijn mijn Liefste Lief en ik 31 jaar vader en moeder. Ons oudste kind is allang uitgevlogen, maar de laatste ruime anderhalf jaar is ze verder weggevlogen dan onze diepste wens was. En niet alleen van ons vandaan, maar ook van haar broer en grootouders. Het is de tweede verjaardag van haar geboortedag zonder haar en ik heb lang geaarzeld of ik er iets over zou schrijven. Omdat het zo pijnlijk en verdrietig is en ook omdat het zo privé is. Toch klim ik vandaag in mijn virtuele pen, omdat ik heb gemerkt dat niet alleen wij met een dergelijk verlies te kampen hebben, maar veel meer ouders en gezinnen dan je zou denken. Er rust een groot taboe op het spreken over een moeilijke relatie of een contactbreuk met je kind(eren). Het ‘happily ever after’ van het gezinsleven word ons op allerlei manieren voorgeschoteld. Maar de realiteit is vaak heel veel weerbarstiger. Een breuk van een volwassen kind met diens ouders is een meer besproken onderwerp en daar is vaak ook meer begrip voor. Maar aan het ontvangende eind van zo’n besluit zitten toch echt een vader en/of moeder (of een heel gezin) vast, die doorgaans met elkaar of in hun eentje met dit verdriet moeten zien te dealen.

In mijn zoektocht naar houvast hierin, mensen die mij zijn voorgegaan en die een voorbeeld kunnen zijn voor hoe ik dat rouwproces kan doorleven, want dat is het toch echt, vond ik weinig tot niets waar ik wat aan had. Het blijft vaak bij een rechtvaardiging van het eigen handelen of het in mijn ogen cultiveren van slachtofferschap. “Kijk wat mijn kind mij heeft aangedaan”. Beide sporen passen mij slecht. De angst voor oordeel “Je zult het er wel naar gemaakt hebben”, de angst voor “misschien gebeurt mij dat ook, mijn relatie met mijn kind(eren) is ook vaak ingewikkeld”, en de eigen schaamte om het tekortschieten in je ouderschap maakt dat mensen vaak alleen met dit verdriet rondlopen. Zo vaak ook wij. Er zijn geen rituelen om een dergelijk verlies te markeren, het is een stil-van-binnen-verdriet. En dat is niet anders voor de ouders of voor het kind. Ook voor mijn dochter zal deze dag geen gemakkelijke zijn, net zomin als feestdagen, onze verjaardagen of dagen die in ons gezin met tradities zijn omgeven.

Een tijdje geleden zag ik een uitzending over grootouders die hun kleinkinderen niet mochten zien.Vaak door een scheiding of omdat schoonkinderen daar een stokje voor staken. Dat kwam het dichtste bij een houvast, al was het niet in de geest van hoe ik het probeer vorm te geven. In de vakliteratuur heeft het ook een heerlijke term: ouderverstoting. Het komt regelmatig voor bij kinderen van gescheiden ouders of in disfunctionele gezinnen. Voor ons niet van toepassing, al twijfel ik soms over het ‘disfunctionele’.  Toen ik onlangs probeerde een vriendin te vertellen hoe deze breuk naar mijn idee is ontstaan, kwam ik er eigenlijk niet uit. Ik weet het niet en kan het niet goed duiden. Wat ik wel weet is dat ons kind zich door ons al lange tijd niet gezien en erkend heeft gevoeld. En realistisch of niet, dat is voor haar natuurlijk verschrikkelijk om mee te moeten leven. Ik zie haar besluit dan ook als een ultieme poging om afstand van ons te kunnen nemen. Zodat ze haar eigen leven vorm kan geven zonder ons oordeel erover dat voor haar meer aanwezig bleek, dan ik heb opgemerkt. Ik hoop dat er ooit weer een deurtje open kan. Voor nu is dat niet aan de orde. Ze was er klip en klaar in. En eerlijk gezegd kan ik het op dit moment ook niet. Die deur weer openzetten. Ik ben nog huiswerk aan het doen. De exercitie van hand-in-eigen-boezem die moet zijn uitgekristalliseerd voor er weer een eerlijk contact tot stand kan komen.

 Er zijn hele moeilijke dagen, maar de meeste dagen kom ik in goede gemoede door. Zwelgen in verdriet is iets anders dan het gemis doorvoelen en weer verder gaan. Dat geldt ook voor deze dag, al ben ik natuurlijk best wel verdrietig.  Vanochtend hebben we bij de koffie een gebakje gegeten, ons ouderschap gevierd en een goede wens richting onze dochter gestuurd. Ze heeft ongetwijfeld goede redenen voor haar besluit al is de verpakking daarvan voor ons heel kwetsend geweest. Ik gun haar een leven dat haar past.  Ik wens haar toe dat ze zonder ons in haar leven gelukkiger is, zich sterker en krachtiger kan voelen en haar eigen weg kan vinden en bewandelen zonder het idee dat die (of zij) niet goed genoeg zou zijn. Ik wens haar toe dat ze fijne mensen om zich heen heeft gevonden, die haar kunnen geven wat ze nodig heeft. En bovenal wens ik haar toe dat ze ontdekt dat ze prima is zoals ze is en daar ook in durft te gaan geloven.  Dat ze durft te gaan staan voor wie ze is met alles wat daarbij hoort. Dat wens ik haar en dat wens ik ons.

Geplaatst in Mensen, Thuis | Tags: , , , | 2 reacties

Lichtpunten

Gisteren speelde ik met mijn Liefste Lief, een spelletjesnerd van het zuiverste water, een nieuw bordspel. Voor de insiders, het was Solomon Kane, een avonturenspel gebaseerd op de verhalen van Robert E Howard, die weer de schrijver is van oa. Conan de Barbaar.

die trui ben ik

Mijn Lief is dol op dit soort spellen en soms strijk ik over mijn hart en doe mee. De tijd dat ik kon zeggen: ‘ik houd niet van spelletjes’ is na ruim 30 jaar huwelijk met deze man wel voorbij en ik heb toch een licht tikkie van de molen gehad. Affijn, geeft ook niks. Het was een beetje bedoeld om de spelregels en de dynamiek van het spel te verkennen. Vanvond gaan we voor het echie en spelen we een avontuur. Eén van de elementen in de opstartfase van het spel is het verzamelen van lichtpunten. Die zijn dan weer belangrijk voor verderop in het verhaal.

Vanochtend was ik aan de wandel en zat ik nog wat door te mijmeren over de avond en wat ik van het spel Solomon Kane vond. Ik bleef steken bij het ‘lichtpunten verzamelen’. Ik had net in mijn hoofd een aantal dingen opgeslagen die me waren opgevallen: het gekwetter en gezang van talloze vogeltjes, druk met de hofmakerij en nestenbouw, een haas, die zich goed liet bekijken, een prachtige blauwe lucht boven een heldergroen weiland, een gesprekje met een mevrouw die net als ik vroeg aan de wandel was en een valkje had gezien, de merel die stil bleef zitten en niet wegvloog, de geur van de bloesems in de lucht en opeens realiseerde ik me wat ik deed: lichtpunten verzamelen!

Ik zit al een tijdje af en aan niet goed in mijn vel, de reden waarom is misschien een onderwerp voor een andere blog, als het minder gevoelig ligt. Ik rouw en dat is een vreemd iets. Naar buiten gaan is niet altijd gemakkelijk, onder de mensen komen al helemaal niet en het helpt me om de mooie dingen die ik zie op te merken en te bewaren voor de rest van de dag of de dagen dat het wat minder gaat. Ik doe het al tijden en behoorlijk bewust en het helpt echt. Maar pas vanaf vandaag heeft het een naam.

Geplaatst in Mensen, Thuis, Uncategorized | Tags: , , | Een reactie plaatsen

Deurbeleid

Ik zoek mijn weg door de kleuren via de symbooltjes op de kaart. Kleine korte stukjes: kleurtje Z: 4 steekjes,  kleurtje I 8 steekjes,  kleurtje O veel steekjes maar wel meanderend over de stof . Terwijl ik de kaart volg, bouw ik langzaam aan het kleurenpatroon. Elke kleur een eigen code, gesymboliseerd door een tekentje op de kaart. Mijn oog kan er nog niks van maken en soms raak ik de weg kwijt en weet ik absoluut niet meer waar ik ben. Maar stapje voor stapje, kruissteekje voor kruissteekje ontstaat langzaam een afbeelding. Het hoeft niet snel. Het kan ook niet snel, want het gaat niet om het resultaat, maar om de weg. Om het zoeken, het vinden, het gaan. Afgelopen week vond ik dit borduurpakket dat al jaren ergens achterin een kast lag. Op zoek naar een ‘oversprongklusje-om-me-uit-oude-patronen-te-bumpen’ mocht het blijven en ben ik eraan begonnen. Uiteindelijk zal het een dagvlinder worden met een mooie zon op de achtergrond. Dat verklapt het plaatje op de voorkant. De tegenhanger: de nachtvlinder waar ik ooit aan begonnen ben, heb ik, in de veronderstelling dat ik inmiddels wel uitgeborduurd was, aan een kennis cadeau gedaan om er iets kunstzinnigs mee te gaan doen. De borduursels waar ik nog geen afscheid van kon nemen lagen te wachten op een nieuw opruim moment. Dat kwam deze week. EVeel moht weg, maar deze bleef aan me trekken. Was het de afbeelding? De kleurenpracht van de garens? Het verlangen om een beetje terug in de tijd te kruipen en mezelf weer te verliezen in datgene waar ik vroeger zo ontzettend veel plezier aan beleefde? Ontelbare kruissteekjes heb ik in het verleden geborduurd. Kijken, tellen en borduren: een oase van rust in mijn drukke hoofd en bestaan. Ik ontdekte dat er wel dingen zijn veranderd sinds toen. Het omslingeren van de stof zodat die niet rafelt, een klusje waar ik vroeger het liefst zo gemakkelijk mogelijk onderuit probeerde te komen, heb ik nu met liefde in twee etappes voltooid. Bij het opruimen vond ik namelijk ook een borduursel waarvan ik de randen met afplaktape had vastgeplakt. Dat ging sneller en voorkwam evengoed rafels. Maar nu, jaren later, geeft dat een vies vodje. Als je grote honger hebt sla je stappen over. En honger had ik toen. Al wist ik nog niet zo goed waarnaar. Kijkend naar de borduurgarens realiseer ik me dat mijn verlangen van vroeger, naast het rustpunt, vooral het werken met kleur was. Die behoefte aan kleur vervul ik nu op talloze andere manieren, met verf, inkt en kleurpotloden. Mijn honger is nog wel aanwezig maar niet meer zo groot, dus ik kan het me permitteren om ook de randvoorwaarden langzaam en gestaag te vervullen. Ik kan niet lang borduren. Het patroon wat ik heb uitgekozen voldoet wat dat betreft perfect aan mijn mogelijkheden. Ook dat mozaïekt. Net als ik.

Ik realiseer me dat het werken aan dit werkstukje ook een metafoor is voor iets anders. Het zal nog een hele tijd duren voordat de afbeelding die ik aan het maken ben zichtbaar wordt. En als ik geen steekjes zet, gebeurt er h-e-l-e-m-a-a-l niks!

Dit sluit aan bij een ander verlangen dat me regelmatig besluipt: hoe vind ik mijn weg door de veelheid van ideeën en plannen die ik aan mijn innerlijke deur voel kloppen. Ik ben een nieuwsgierig en onderzoekend mens. Ik hou ervan nieuwe dingen uit te proberen. Maar hoewel voor mij het resultaat niet het allerbelangrijkste is: het is toch prettig om na verloop van tijd terug te kunnen kijken op iets dat af is. En dat afmaken, dàt vind ik lastig. Ik begin met gemak aan de meest leuke, inspirerende en uitdagende projecten en projectjes. In mijn huis liggen overal stapeltjes waar mijn Liefste Lief altijd grinnikend naar kijkt. Ze liggen daar expres, want als ik ze uit het zicht leg, vergeet ik dat ik eraan begonnen ben. Er ontbreekt samenhang, een rode draad, en die veelheid begint mij de laatste tijd enorm te storen. Ik heb geen baas meer die mij deadlines stelt om iets voor een bepaalde tijd af te ronden en van nature ben ik sowieso wars van deadlines dus je voelt hem al aankomen…. alles duurt onbepaalde tijd bij mij. Soms is dat goed. Sommige plannen hebben tijd nodig om te rijpen of wachten op een ontmoeting of iets wat zich nog niet heeft aangediend. Maar inmiddels begin ik het zicht op wat-is-wat behoorlijk kwijt te raken. Daar word ik ontevreden en mopperig van. En ooit heb ik mezelf beloofd dat ik ‘s avonds tevreden in mijn bed wil rollen. ‘Tijd voor deurbeleid’ dacht ik vanochtend toen ik alweer een nieuw idee op mijn innerlijke deur hoorde kloppen. ‘Voer mij uit voer mij uit,’ riep het vrolijk. ‘Ik ben zo leuk! Begin! En meteen, nu, onmiddellijk’. ‘Ja dag’ klonk er een zeurend stemmetje als antwoord. ‘Morgen wil je weer wat anders en dan ligt er een nieuw project te wachten op ooit.’ Zo is het wel, er kloppen lange rijen plannen en ideeën aan mijn inspiratie deur en uiteindelijk doe ik geen van alle. Omdat ik zo overweldigd raak door alles wat ik leuk vind en wat ik de moeite waard vindt om mee aan de slag te gaan. Maar ja, zonder kleine kruissteekjes, al zijn het er maar een paar per dag, wordt de afbeelding niet zichtbaar. En zonder zichtbaar worden vergeet ik waar ik naar op weg ben en vervallen mijn dagen in een monotone sleur. Ik ben nog te jong voor de geraniums! Die weg moet ik zelf maken door mijn ene voet voor de andere te blijven zetten. Niet alles wat in mijn hoofd opkomt hoeft onmiddellijk uitgevoerd te worden. Nu de symbolen op mijn innerlijk borduurpatroon goed blijven lezen en begrijpen dan word de afbeelding, en daarmee mijn rode draad, vanzelf duidelijk. Deurbeleid dus.

Geplaatst in Mensen, Thuis | Tags: , , , | 2 reacties

Vrij Vogeltje

In onze tuin staat al sinds jaar en dag een mooie seringenboom. De boom zag ik ruim 20 jaar geleden voor het eerst bewust toen wij, vlak voor we gingen verhuizen, met onze kinderen bij het nieuwe huis op bezoek gingen. Haar prachtige bloesems staken boven de schuur uit, net zoals nu. Ik was al gecharmeerd van onze nieuwe woonstek, maar deze boom maakte het helemaal af. Vanaf dat we ons huis betrokken voel ik een band met De Sering. Regelmatig leg ik mijn handen tegen haar stam en praat tegen haar. Ze troost mij doordat ze me laat zien dat het leven altijd doorgaat en ook weer tot bloei komt en ze is een bron van vreugde door al het leven dat zich tussen haar bladeren en op haar takken laat zien. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet naar haar kijk en haar lessen tot me neem.  Ook voor verschillende vogeltjes in de buurt is de seringenboom in onze tuin een fijne plek. Vanaf mijn wooneilandje op de bank zie ik allerlei vogeltjes af en aan vliegen. De boom is een voedingsbron, een rustpunt voor de jonge mezen die net leren vliegen, een oorlogsgebied en een plek waar hof gemaakt wordt. Het leven in de seringenboom heeft een eigen klok, die ik door de jaren heen goed heb leren kennen.

tekst loopt door onder foto

Ongeveer halverwege onze tuin loopt een grens.  Je ziet hem niet, maar hij is er wel. Hoeveel vogeltjes er ook in de tuin zitten, ze zullen niet snel voorbij deze grens gaan, want dan komen ze te dichtbij het huis. Daar liggen met regelmaat onze katten Zoef! en Boem! verlekkerd naar het kleine spul te loeren. De natuur heeft zo haar eigen wetmatigheden. Laatst viel mij een koddig koolmeesje op. En nu ik hem heb gespot zie ik hem met enige regelmaat dichtbij het huis en ook op andere tijden dan de rest. Hij is altijd alleen en hij maakt er in zijn eentje een vrolijke boel van. Soms zit hij op de rand van een tuinstoel en kijkt nieuwsgierig door het raam naar binnen. Hij trekt zich geen bal aan van de onzichtbare grens en komt heel dichtbij. Op allerlei plekjes: de gieter aan de schutting, de tuinslang en zelfs op de muur naast het woonkamerraam komt hij zijn lekkere, minuscule insectjes pikken. Niets lijkt hem te deren en ik heb lol in dit kleine, eigenwijze acrobaatje.

Vandaag zag ik hem weer en zelfs de aanwezigheid van mijn Liefste Lief op de bank ,vlak voor het raam, belette het kleine vogeltje niet om met gretigheid dichtbij het huis lekkere hapjes te snaaien. Het ziet er gezond uit, lijkt goed in zijn veertjes te zitten, en maakt een vrolijke indruk. Natuurlijk kun je vanuit een biologisch oogpunt zeggen dat er wel iets met hem aan de hand zal zijn want hij gedraagt zich anders dan zijn soortgenoten. Met zijn overlevingsinstinct zit het meer dan goed, want hij zit hier al een tijdje en het barst hier van de katten. Hij gaat onverstoord zijn eigen koolmeesjesgang. Een blijmoedig slimmerikje. Een vrij vogeltje. Heer en meester van zijn bestaan. Fladderend van boom naar schutting, van tak naar vogelhuisje en dan weer verder, hup, de wijde wereld in.

Het is vandaag Bevrijdingsdag en toen ik vanochtend naar mijn mezenvriendje keek, die in de stromende regen tussen de seringenbloesems op een takje naar kleine hapjes zat te pikken, realiseerde ik me dat vrijheid van binnen zit.  En dat we allemaal, zoals mijn koddige koolmezen vriendje, kunnen bepalen wat we vanuit die innerlijke vrijheid naar een ander doen. En, niet onbelangrijk, ook laten. Deze innerlijke vrijheid is niet hetzelfde als vrijblijvendheid. Het geeft geen vrijbrief om alles wat je wilt onbegrensd te kunnen uitleven. Bij vrijheid hoort ook de begrenzing van respect voor en mededogen met de ander. Wij hebben toegang tot zoveel informatie waarop je je mening, handel en wandel kunt baseren dat vrijheid ook hand in hand gaat met verantwoordelijkheid, oplettendheid en ruimhartigheid. Vandaaruit kom je via vrijheid uit bij verbondenheid. Met elkaar en met al wat leeft. Mijn leraar in mezenverpakking geeft mij elke keer dat ik hem zijn eigen gangetje zie gaan in een compacte vorm het voorbeeld van deze vrijheid.

Het is aan mij en aan ieder van ons, om dit pakketje uit te pakken en te ontdekken wat dit voor ons concreet betekent. Niet alleen vandaag, maar elke dag. Ons hele leven lang.

Geplaatst in Dieren, Mensen, Thuis | Tags: , | 4 reacties

Stemmen

‘De kindersterfte was hoog in die tijden’. Een klein zinnetje in een boekje over mijn voorouders: de pottenkramers uit Ransbach. Ik raak er van slag van zonder dat ik een goede verklaring daarvoor heb. Ik ben al een tijdje bezig om dit boekje met wat aanpassingen te laten herdrukken voor mijn familieleden. Telkens als ik eraan wil beginnen overvalt mij een groot verdriet en krijg ik het niet uit mijn handen. Ik hoop dan ook dat mijn familieleden nog even geduld met mij willen hebben. Blijkbaar moet dit verhaal er eerst uit en dan pas kan ik weer verder. Uit de stamreeksen wordt duidelijk dat in vorige generaties vele kinderen geboren, maar ook jong gestorven zijn. Om nog maar te zwijgen van de zwangerschappen die niet voldragen zijn. Die leventjes werden niet geregistreerd en bereikten de annalen niet. Sommige gezinnen hadden 10 kinderen waarvan er maar een klein aantal de volwassenheid bereikten. ‘De kindersterfte was hoog in die tijd’, bijna een bijzin, maar eentje waar veel leed achter schuil gaat. Ik snap zelf niet zo goed waarom ik er zo verdrietig van wordt. Misschien omdat het mijn eigen familie betreft en niet een onbekende gezichtsloze familie uit een geschiedenisboek. Misschien slaat daarom mijn fantasie op hol en gaat mijn emotie met mij aan de haal. Maar misschien ook wel omdat mijn zintuigen de vele stemmen van die kleine kinderen ergens hebben opgepikt. De kleine, bijna onhoorbare, fluisteringen die nog in de lucht hangen en mij bij het lezen van de stamreeks en het boekje door de tijd heen bereiken.

Mijn betovergrootmoeder Geertruida Grefkens.

Zou er om ze gehuild zijn? Zou er om ze gerouwd zijn? Dat kan bijna niet anders. Mijn opa, zelf vader van een groot gezin, maakte altijd een grap die ik als kind niet begreep en ook helemaal niet grappig vond. ‘Ja’ zei hij dan ‘we hebben expres zoveel kinderen, want als er eentje doodgaat hebben we er altijd nog een heleboel over’. Een crue manier om verdriet weg te lachen. Een gebruikelijke vorm van humor in mijn familie, ook al had ik er toen als kind geen taal voor hoe naar ik dat eigenlijk vond. Het boekje volgt de mannelijke lijn, van Reigel naar Reichgelt.  Maar ongetwijfeld zullen ook in de vrouwelijke lijnen een groot aantal kinderen de volwassenheid niet hebben gehaald. Ontelbare kinderstemmetjes vragen om mijn aandacht, om gezien, gehoord en erkend te worden. Ze hebben bestaan, ze zijn er geweest en ze hebben bijgedragen aan mijn voorgeschiedenis. En ik kan niet anders dan hen noemen en eren.

 Er zullen mensen zijn die dit stom soft mutsen geleuter vinden. Dat mag. Ik heb er zelf ook lang zo over gedacht. Levendige fantasie noemde ik het en probeerde over te gaan op de orde van de dag. ‘Je bent te gevoelig’ het zinnetje waar mijn jeugd mee doorspekt is. Hoe ouder ik word hoe meer ik besef dat deze gevoeligheid voor mij een dagelijkse, veelvormige realiteit is. Eentje waar ik mijn weg in probeer te vinden. Mijn zintuigen zijn inderdaad veel gevoeliger afgesteld. Ik merk het als ik medicijnen moet gebruiken: de voorgeschreven doseringen zijn heel snel veel te hoog en van sommige medicijnsoorten moet ik gewoon afblijven. Ik merk het bij het drinken van alcohol: het lezen van een etiket is vaak al voldoende om mij beneveld te maken, en ik merk het bij zintuiglijke waarnemingen.  Ik hoor, zie en voel niet alleen met mijn oren, ogen en handen maar met mijn hele systeem. Dat maakt dat ik misschien ook wel dingen waarneem die voor andere mensen niet zichtbaar, hoorbaar of voelbaar zijn. Veel daarvan begrijp ik zelf niet eens en kan ik ook niet verklaren. Ik ben mezelf de laatste tijd dan ook gaan omschrijven als een soort menselijke stemvork, resonerend op wat er dan ook gaande is in mijn omgeving. En soms is dat behoorlijk verwarrend. Zeker als het gaat om die zachte fluisterstemmetjes uit het verleden.

Ik heb er jarenlang mijn werk van gemaakt om stem te geven aan mensen die dat zelf niet konden. Levende mensen dan welteverstaan. Ik was er ook goed in: het verwoorden van wat gezegd moest en wilde worden. En blijkbaar gaat dat nog laagjes dieper dan ikzelf door had. Eigenlijk wist ik dat ook wel, alleen was mijn mechanisme om deze vorm van waarneming af te doen als onzin, fantasie en overgevoeligheid, zo diep in mij ingesleten, dat ik het niet serieus nam. Inmiddels ben ik op een punt in mijn leven aan geland dat ik niet anders kan dan ook deze eigenschap van mij aan het licht te brengen en serieus te nemen. Ik worstel daarmee omdat ik niet weet waar het me heen brengt. Ik worstel ermee omdat deze gevoeligheid serieus nemen betekent: erkennen dat ik niet met de grote massa meer mee kan en dat mijn leefritme om een andere aanpak vraagt. Dat ik helemaal zelf mijn eigen pad moet maken. En dat is best wel spannend. Sensorische overprikkeling is voor mij een gegeven waar ik mijn leven lang al mee te maken heb. Maar pas de laatste jaren ben ik me bewust geworden hoe diep dit altijd ging en welk een realiteit dit is. En bovenal: welk prijskaartje eraan hangt als ik dit negeer. Herstel van deze overprikkeling  gaat verder dan even uitrusten en dan ben ik er weer. Het gaat ook over inschatten en doseren: hoe, waaraan en hoeveel kan nu wel of juist niet. en daar dan naar luisteren. Ook als dat ongemakkelijk is. Voor mij of voor anderen. En daar ben ik lerende in. Ik heb dus blijkbaar ook een gevoeligheid voor menselijk leed die stem wil krijgen. Maar het zou ook fijn zijn als ik kon leren om af te stemmen op het kanaal waar het ‘geluid’ vandaan komt. Want nu is het nogal eens een grote ruisende, kolkende brei alsof ik continu in een hagelstorm loop.

Gisteren zag ik een item in het journaal over een wetenschapper die bezig was met een project om geluid zichtbaar te maken en de toepassingen daarvan. En ineens had ik een model waarmee ik begon te begrijpen hoe mijn waarneming wel eens zou kunnen werken. Cymatica heet het en het gaat o.a. over het visueel maken van geluid. Nu nog leren hoe de knoppen werken. Maar eerst het boekje De pottenkramers van Ransbach. Nadat ik een kaarsje heb aangestoken voor al mijn verwanten. De grote en de kleintjes.

Geplaatst in Mensen, Thuis, Uncategorized | Tags: , , | 4 reacties

Wilde diertjes

Het is koud en vochtig, geen fijn weer voor mijn lichaam. Ik zit dan ook met enige regelmaat op de bank, in mijn vaste hoekje. Mijn wooneilandje met stapels boeken, tekenspulletjes en de afstandsbediening van de televisie en cd speler onder handbereik. Mijn dagen kabbelen voort en ik ben vaak beperkt in datgene wat ik het allerliefste doe: het maken van verhalen. Ik kan niet langer dan een half uur achter elkaar aan mijn bureau zitten werken. En op dagen zoals deze is dat nog korter. Niet dat ik bij de pakken neer ga zitten. Ik ben ‘kampioen flexibel’ geworden. Wat nu niet kan, kan misschien over een half uurtje of over een uur weer wel en anders is er morgen weer een dag. Er is de afgelopen jaren behoorlijk aan mijn dagstructuur gerommeld. Uren achter elkaar met een project bezig zijn is er niet meer bij en ik heb er een tijdje over gedaan om daarmee in het reine te komen. De ommekeer kwam toen ik mezelf per 1 september met de VUT verklaard heb. Toen was de druk van het moeten eraf. Ik heb mezelf geleerd mijn dagen als een mozaïek aan elkaar te leggen. Mijn dagelijkse bewegingsoefeningen, rusten, mijn Facebook bekijken, een (klein) huishoudelijk klusje, even rommelen op mijn atelier, iemand bellen, een brief schrijven (of dicteren: lang leve Word spraak!), lezen, een dagelijkse wandeling, een documentaire kijken: korte activiteiten die ik, naar gelang mijn lichaam aangeeft, in elkaar pas. Dat doe ik al een tijdje. En dat bevalt op zich goed. Zo krijg ik op een dag toch nog een heleboel voor mekaar en hoef ik mijzelf niet zielig te vinden. Want daar heb ik een hekel aan. Al zijn er goede en minder goede dagen en heb ik soms echt wel medelijden met mij.

Maar laatst deed ik toch een nieuwe ontdekking! In mijn lichaam huist een klein wezentje! Ik ken haar nog niet maar heb haar ontdekt toen ik afgelopen week voor het eerst met Tai Chi oefeningen begon. En daar was ze, brullend en schreeuwend als een angstig klein kind. Boos, omdat ik aan haar veilige schuilplekje ben begonnen te peuteren. Ik wil toch de bandbreedte van mijn mozaiek activiteiten gaan vergroten. Een gespecialiseerd fysiotherapie traject heeft mij de afgelopen maanden de nodige moed gegeven. Vandaar ook mijn Tai Chi experiment, want die fysio houdt natuurlijk eens op. Bij de eerste langzame beweging ontdekte ik haar. Woedend was ze en een felle pijn schoot door mijn lijf. Ze huist doorgaans in mijn onderrug, waar ze op de plaats van een dubbele hernia, een eigen wooneilandje heeft gemaakt. Ze heeft de boel stevig gebarricadeerd en hup even snel afbreken is er niet bij. Want ze kent de weg door mijn lichaam heel goed en ze heeft nog meer  schuilplekjes.  In mijn nek op de plek van een andere hernia heeft ze een boomhutje en in mijn schouders en in mijn heupen slaat ze tentenkampjes op. Dat lijkt onschuldig zo’n tent, maar mijn lijf is niet gemaakt op tentenkampjes, dus ik heb haar daar liever niet. Zodra ik denk: dat lossen we wel even op, en ik met geweld aan haar barricades begin te sjorren, vertrekt ze naar één van haar andere plekjes. Er zit niks anders op dan met veel liefde en geduld contact te leren maken, haar te leren kennen, haar vertrouwen te winnen en dan langzamerhand haar te leren om samen met mij de barricades af te breken. Een voor een. En dan hopelijk: weg boomhut, weg tent, weg wooneiland.

Een bondgenoot vind ik in onze kat Zoef! Ik heb al eerder het vertrouwen gewonnen van een wild, angstig diertje. Dat lukt me ook met dat fibromyalgie wezentje van mij.

Geplaatst in Dieren, Mensen, Thuis | Tags: , , | 4 reacties